Een kleine twee jaar geleden ben ik in het programma Hunted terecht gekomen. Een televisieprogramma waarin het erom gaat om zo lang mogelijk onder de radar te blijven, terwijl een groep ervaren rechercheurs je zo snel mogelijk probeert te traceren. Op een dag stond naar wat later bleek de latere winnaar te zullen worden, een zekere Omar voor mijn deur met de vraag of hij bij ons onderdak kon krijgen. Toen wij eenmaal ‘ja’ hadden gezegd, bleek het niet alleen om Omar te gaan, maar om een crew van zo’n vijf personen. In de paar dagen dat zij bij ons waren, aten we op een gegeven moment met elkaar. Voor het eten vroeg ik: ‘Zullen we even stil zijn, voor degenen die dat willen.’ Toen we met het eten begonnen, zei de cameraman: ‘Ik wil niet vervelend zijn, we worden hier gastvrij onthaald, maar toch, als ik zo vrij mag zijn, waarom bidden jullie eigenlijk voor het eten?’ Ik zei hem: ‘Dat is heel simpel,’ en ik wees – want we aten die zomeravond buiten – naar het hok in de tuin. ‘Daar liep vroeger een Vietnamees hangbuikzwijn,’ zei ik. ‘Als je die eten gaf, stortte hij zich onmiddellijk op zijn voedsel. Tegen mijn kinderen heb ik altijd gezegd: we zijn geen hangbuikzwijn. We proberen ons van dat dier, hoe lief hij ook is, te onderscheiden, door even stil te staan, dat het voedsel dat we vandaag weer nuttigen niet vanzelfsprekend is.’ Daarop zeiden de leden van de crew: ‘Ja, als je het zo ziet, is het een zinvol teken.’
We proberen ons van dat dier, hoe lief hij ook is, te onderscheiden, door even stil te staan, dat het voedsel dat we vandaag weer nuttigen niet vanzelfsprekend is.’
In de tijd van Franciscus was loven en danken nog een vanzelfsprekend gebeuren, zeker voor de kleine arme uit Assisi. Niet alleen kennen wij zijn Zonnelied, maar ook in de Aansporing tot het loven van God en in de Lofzang bij de gebedstijden roept Franciscus elk schepsel op om God te prijzen. Had de oermens het numineuze nog ervaren in de grote en de kleine dingen om zich heen en ervaart ook de moderne mens de grote krachten van wind en vuur als het bijvoorbeeld op Oudjaarsnacht aan het strand bij Scheveningen uit de hand loopt, door de tijden heen is God steeds meer uit het alledaagse leven van veel mensen verdwenen. Toch blijven de vragen van de mensen door de eeuwen heen dezelfde. Waarom overkomt mij wat mij overkomt, wat is de zin van dit alles? De filosoof Heidegger heeft spreken ooit omschreven als een antwoord op de stille taal van het zijn. Blijkbaar zijn de dingen niet vanzelfsprekend en vragen zij om een menselijk antwoord, dat alleen in de stilte kan ontstaan.
waar vroeger
allereerst was er de verwondering
de schittering van eindeloze sterren
het kleine dat spontaan tevoorschijn komt
soms de verbijstering de schrik om wind
die vonken regent, daken uitgelicht
de oude mens zag daar dan krachten goden
die g’leidelijk verbleekten in de ene
tot deze meer en meer werd uitgewist
een leegte bleef, de mond werd sprakeloos
waar vroeger werd gedankt, de lof gezongen
wordt nu de taal van zijn steeds meer gewoon
geef een hangbuikzwijn voer, hij schrokt en schranst
schaamteloos zonder ooit een vraag te stellen
die alleen in de stilte kan ontstaan
Peter Vermaat