impression image impression image

In het evangelie van komende zondag, 20 oktober, leert Jezus zijn leerlingen dat zij steeds moeten bidden (Lucas 18,1-8). Hij vertelt daarin de gelijkenis van de weduwe die haar recht probeert te verkrijgen en daartoe onophoudelijk bij een rechter langskomt. Die zegt dan: “Al bekommer ik mij om God noch gebod, toch zal ik die weduwe recht verschaffen om niet langer geplaagd te worden door haar eindeloze bezoeken.” Jezus besluit zijn lering met de woorden: “Zo zal God niet onbewogen blijven ten opzichte van hen die dag en nacht tot Hem roepen.”

Toch is in onze geseculariseerde samenleving de tijd voorbij, dat mensen naïef om van alles en nog wat vragen in de veronderstelling dat ze wel verhoord zullen worden. Toen Bertus Aafjes als jongeman van tweeëntwintig in Bologna was, kon hij in zijn Voetreis naar Rome nog bidden: “God, ik ben jarig, en ik mag u dus wat vragen. Laat mij vandaag nog in Rome komen.” Nog diezelfde dag krijgt hij een lift naar de Eeuwige stad en is zijn gebed verhoord. Hoe anders, de katholieke man die mij vertelde over zijn ongeneeslijk zieke vrouw. Hij zei mij: “Wij bidden heel wat af, maar de hemel denkt er blijkbaar anders over.”

Toch is in onze geseculariseerde samenleving de tijd voorbij, dat mensen naïef om van alles en nog wat vragen in de veronderstelling dat ze wel verhoord zullen worden.

impression image impression image

Dit brengt mij bij de vraag wat bidden eigenlijk is. Van oudsher kennen wij drie vormen van bidden: het gebed der lippen, het gebed van het hart en het stiltegebed. In de eerste vorm prevelen we de woorden, in de tweede vorm overwegen wij die woorden, maar in de laatste vorm wordt de biddende mens stil en luistert hij. Hij probeert te verwijlen in een onnoembaar geheim.

Heel mooi wordt dit verwoord in een verhaal van Anthony Bloom, een oosters-orthodox bisschop. Op een dag komt een oude vrouw bij hem langs. Zij klaagt dat bidden niet helpt. Wat moet zij er nog langer mee. Dan geeft Anthony haar het advies om iedere dag een kwartier te gaan breien in haar opkamer, de mooie kamer van de boerderij. Hij zegt haar alleen maar te gaan breien in de stilte van haar vertrek en hij verbiedt haar ook maar een woord van gebed te zeggen. Na een jaar komt de vrouw bij hem terug en zegt ze: “Vader, als ik zo iedere dag een kwartiertje brei, brei voor zijn aangezicht, dan soms ervaar ik hem, heel even.”

impression image impression image

een stilte stem

een mens in nood, hij bidt en bidt
maar niet altijd wordt hij verhoord
wie bidt, vraagt niet bij een loket
maar poogt te luist’ren naar een woord 

wie bidt, werpt niet een muntstuk in
een automaat, hij prevelt niet
wat woorden in een sleur, bemint
verbindt zich met een groter lied 

en hij ontmoet een kracht die draagt
een hand die opbeurt, stem die stuwt
zijn wanhoop wordt gestild, en soms
geneest zijn pijn voor lange duur 

wie bidt, wordt omgevormd door hem
die adem is, een stilte
                                   stem