Op het eerste gezicht heeft de keuze van een religieus leven als dat van een minderbroeder niets te maken met het coronavirus, maar bij nader inzien misschien meer dan we denken. Volgens de stand van zaken op dit moment is het coronavirus afkomstig uit Wuhan (China) en heeft het zich via Italië over de rest van de wereld en ook ons land verspreid. Van de voorganger van dit virus, het SARS, weet men ondertussen iets meer over diens verspreiding. Een achtenzeventigjarige dame verbleef op 21 februari 2003 één nacht in een hotel in Hongkong. Haar kamer was een paar stappen verwijderd van een kamer waarin achteraf gezien, iemand zat die met het SARS-virus was besmet. Of de twee elkaar ontmoet hebben in de lift, de gang of vestibule is onbekend. De volgende dag stapte de dame op het vliegtuig naar Toronto (Canada). Een paar dagen later werd ze ziek, maar ondertussen had ze al veel anderen geïnfecteerd. Een ervan was een Filipijnse vrouw die in het ziekenhuis in Ontario werkte. Zij vloog tijdens de paasdagen terug naar haar familie op de Filipijnen en zette zo op het eiland Luzon een nieuwe keten van infecties in gang. David Quammen, aan wiens boek Zoönose, ik dit verhaal ontleen, schrijft: “Aldus was SARS in de loop van zes weken en in twee luchtlijnsprongen de halve wereld over gegaan.”
Terwijl de minderbroeder, zeker in Franciscus’ dagen te voet ging. De kans op verspreiding zou dan veel kleiner zijn.
Wat heeft de minderbroeder daar nu mee te maken? Ik denk alles, want de wijze waarop de nieuwe virusziekten zich verspreiden, heeft veel te maken met onze levenswijze en mobiliteit. Zo reisde Ebola per auto en namen de coronavirussen, waartoe ook het SARS behoort, het vliegtuig, schrijft Sanne Bloemink in de Groene Amsterdammer van 9 april jl. in een mooie bespreking van Quammens boek. Het virus verspreidt zich namelijk niet zelf, maar het lift mee met een gastheer. Terwijl de minderbroeder, zeker in Franciscus’ dagen te voet ging. De kans op verspreiding zou dan veel kleiner zijn. Trouwens, het gaan te voet was in de middeleeuwen sowieso het belangrijkste transportmiddel voor veel mensen. Het schijnt dat Thomas van Aquino, afkomstig uit Rossasecca (tussen Rome en Napels), te voet naar Parijs ging om daar aan de universiteit te kunnen gaan studeren. Wij verplaatsen ons nu met een grotere snelheid, maar het is de vraag of die snelheid, nu de economie voor een groot deel stilligt, inderdaad zo snel is. Zo heeft een kritisch denker als Ivan Illich in de jaren tachtig van de vorige eeuw eens uitgerekend hoeveel energie een auto ons kost. Niet alleen kost het ons tijd als we erin rijden of in de file zitten, maar we zullen die auto ook moeten schoonhouden en ervoor moeten werken om hem te kunnen aanschaffen en onderhouden. Dat kost ons allemaal zoveel tijd dat een automobilist er gemiddeld één uur over doet om zes kilometer af te leggen. We zouden dus net zo goed kunnen gaan lopen. Onze snelle manier van voortbewegen, lijkt efficiënt, maar is het blijkbaar niet. De menselijke maat is, ondanks de sterk verbeterde vooruitgangstechnieken, nog steeds zes kilometer per uur. Het onderzoek van Illich geeft mij heel wat te denken over de inrichting van ons leven, temeer daar wij nu de economie zo snel mogelijk weer willen opstarten en het kabinet besloten heeft om de KLM fors te ondersteunen. De vraag is waar dat ons uiteindelijk zal brengen.
Het duikt onder
onzichtbaar is het overal aanwezig
een niemand op zichzelf, een niets een bietser
het kruipt niet loopt niet vliegt niet, rent noch zwemt
het lift slechts mee en houdt ons daarom bezig
’t verstopt zich in de keel van een toerist
komt naar buiten waar een reiziger niest
het vernieuwt zich, muteert maar al te graag
en verspreidt zich per trein of vliegmachine
het springt over duikt onder houdt zich schuil
slaat toe, verschijnt waar mensen zich bewegen
de koopman met het geld ook virus sluist
men wil weer grote vogels in de lucht
daar zal het virus zeker blij mee zijn
het volgt de karavaan op goed geluk