Oude hond
Francesco was al een tijd lang ziek. Zijn oogziekte en zijn eindeloos terugkerende koorts hadden hun tol geëist. Hij was moedeloos. Zijn hele leven had hij ingericht naar het volmaakte leven van Christus, maar wat kreeg hij ervoor terug? Niets dan pijn en ellende. Natuurlijk wist hij wel dat dit alles een beproeving was en dat zijn geduld zou worden beloond, maar dat geloof had toch verdacht veel weg van een mooie droom. Zoals toen met die mysterieuze citerspeler; was hij niet gewoon aan het hallucineren van de koorts? Moest dat hem overeind houden? Zelf wist hij eigenlijk niet meer wat hij hier nog deed. Zijn orde luisterde niet meer naar hem. Voor de kerk en de orde was hij een nieuw soort gek, maar wel een die populair was bij de bevolking: een ‘levende heilige’, een waardevol bezit voor de orde en de stad. Hoe cynisch! Het was dat een paar trouwe broeders hem nodig hadden; zij probeerden zo goed mogelijk voor hem te zorgen. Maar hoe lief ze het ook bedoelden, Francesco werd er kribbig van. Hij wilde niet verzorgd worden. Hij wilde verdwijnen. Dat was het! Weg hier, weg uit het centrum van de aandacht. Ze moeten eens leren naar zichzelf te kijken en niet naar hem. Even voelde Francesco iets van zijn oude vuur oplichten. Hij riep zijn
broeders en zei: “Kom, we gaan preken op het plein bij de San Rufino.” En ze gingen op weg. Daar op het plein bond hij de burgers op het hart zelf heilig te gaan leven, en niet te kijken naar anderen. Ook niet naar hem. Francesco keek naar de mensen en zag dat hij ze niet kon raken. Hij was wel hun ‘heilige’, maar ze luisterden niet, niet echt. Hij was een ‘zot’ en een ‘heilige’, maar geen boodschapper meer.
Toen herinnerde hij zich iets: een paar dagen terug had hij bouillon van vlees gedronken. Ze konden hun ‘heilige’ krijgen! Francesco riep: “Broeders en zusters, ik heb jullie iets belangrijks te vertellen. Maar wacht hier, tot ik terug ben uit de crypte van deze kerk, want ik zal het eerst aan Christus en alle heiligen opbiechten. Wacht, wacht!” Hij ging met zijn broeders de San Rufino binnen, en deed beneden in de confessio zijn habijt uit. Hij bond zijn koord om zijn nek,
en zei: “Pietro, pak dit koord, en trek me als een hond terug naar buiten! En jij, strooi as over m’n hoofd, zodra ik weer voor de mensen sta.” Zo liepen ze terug het podium op. Francesco nam weer het woord: “Jullie denken dat ik een heilige ben? Ik beken hier voor God en voor jullie allemaal dat ik iemand ben die zich tegoed heeft gedaan aan vlees en bouillon.” Een paar mensen begonnen te huilen.