

Na de middelbare school koos ik de studie die aansloot bij het vak waar ik op school het beste in was. Het werd Biologie. De studie bood een gevarieerd programma met hoorcolleges, practica en excursies. Verder waren de docenten erg enthousiast. Dat in combinatie met een grote lading huiswerk zorgde ervoor dat de studie me in korte tijd helemaal opslokte. Toch realiseerde ik me na een jaar dat de studie niet bij me paste. Ik genoot van de sfeer en de structuur van de studie, maar het sloot niet aan bij de thema’s die me bezig hielden gedurende de rest van de dag. Ik besloot gehoor te geven aan dit signaal en ben filosofie gaan studeren. Deze studie paste goed. Na mijn bachelor filosofie heb ik een master religiewetenschappen gedaan. Hier zat ik op dezelfde manier op mijn plek.
Nu ben ik gaan nadenken over mijn keuzetraject en over wat ik jongeren zou willen meegeven als ik ooit studiekeuzebegeleider zou worden. Het begint bij de vraag die er gesteld wordt. Er wordt vaak gevraagd 'wat wil je worden' maar toen ik jong was heb ik de vraag 'wie ben je' gemist.
''Er wordt vaak gevraagd 'wat wil je worden' maar toen ik jong was heb ik de vraag 'wie ben je' gemist.''


De vraag ‘wat wil je worden?’ is heel praktisch. Om hem te beantwoorden ga je een aantal open dagen en beroependagen langs en kijkt wat je jezelf misschien wel ziet doen. In welke functie jezelf graag terugziet. Voor mij stond het echter nog wat ver van me af. Er waren veel studies die me wel leuk leken of waar ik me in zou kunnen vinden. Maar er moest nog een tweede stap gezet worden. De stap naar wat écht past. De vraag die gesteld moest worden was ‘wie ben je nu echt’. ‘Waardoor wordt jij aangesproken’ en ‘waar kom je tot bloei’. Maar ja, het aangesproken raken moet maar net lukken. Er is natuurlijk veel overlap tussen waar je goed in bent en wat je leuk vind maar het is niet noodzakelijkerwijs hetzelfde. De vraag ‘ waar liggen je talenten’ in naast de vraag 'waar kom je thuis' ook een richtlijn om het aangeraakt worden te bevorderen. Zo komen aanleg en voorkeur samen.
Wanneer je ergens echt op je plek bent is dat een zegen. Dan raak je aan wat Plato het ‘goede, het ware en het schone’ noemt. ‘Het goede’, omdat je alleen ergens in kunt aankomen wanneer je het doet vanuit een betrokken houding naar jezelf en anderen. ‘Het ware’, omdat je het doet om de juiste redenen. En niet omdat je bijvoorbeeld iets wil vermijden waar je bang voor bent. En ‘het schone’, omdat als je iets vindt wat je inspireert en waar je in tot bloei komt daar schoonheid in zit.
'Wie ben je nu echt', 'waar ligt je talent' en 'waar kom je thuis'. Veel mensen zijn met het ontdekken en in praktijk brengen hiervan een leven lang bezig. En dat kan ook weer een troost zijn voor de huidige studiekiezers. Ze hebben de tijd.