Ik weet nog heel goed hoe ik me – jaren geleden – verbaasde over het feit dat ICCO, een kerkelijke organisatie, zich ging bezig houden met het klimaat. Met het klimaat? Hemeltje lief, dat is nogal wat. Moeten de kerken zich daar ook al mee bemoeien?
Ja, inderdaad. de kerken moeten zich daarmee bemoeien. De kwestie van de klimaatverandering heeft alles te maken met de vragen naar Gerechtigheid en Vrede. Niet voor niets koppelt paus Franciscus de zorg om de aarde direct aan de zorg om de arme. De schreeuw van de aarde, is de schreeuw van de arme.
Alles hangt met alles samen. We hebben een integrale benadering nodig die de belangen van mens en dier, van de armen en van toekomstige generaties omvat. Integrale ecologie.
Lieve help, dat is nogal wat!
De twijfel slaat toe. De ontwikkelingen zijn zo groot en massaal en mijn reikwijdte maar zo klein. We weten ervan en toch komen we niet of moeizaam tot een ander handelen. Wat zit er tussen ons weten en ons gebrek aan handelen?
Bekend zijn weerstanden als onze conservatieve aard: we veranderen niet graag. Of ons buitensporig vertrouwen in de techniek: die lost het wel op. En waarom zou je in je eentje beginnen als je buren gewoon doorgaan? Of misschien juich je de problemen wel toe omdat het tekenen zijn van de wederkomst van Christus, zoals groepen christenen in de VS.
Hoe komen we eruit?
Onlangs werd ik geraakt door een uitzending met de klimaatpsycholoog Renee Lertzman. Haar stelling is: we doen niets of te weinig, omdat we er gewoon geen raad mee weten. Ons hele cerebrale systeem is ingericht op de korte termijn: ik moet nu eten, slapen, onderdak, seks. We worden aangestuurd door heel basale instincten en die helpen ons niet om op lange termijn te denken en te plannen. Ik weet me geen raad. Ik voel me onmachtig. Wat we de aarde aandoen doet me zeer, ik moet erom huilen, het maakt me boos. Maar dan? Ik heb het er liever niet over omdat deze vragen me verlammen. Ik zet ze weg en richt me op andere zaken. ‘Klimaatmelancholie’ noemt Lertzman deze manier waarop we de grote vragen in ons bewustzijn wegstoppen.
In ons land schreef Jantien de Boer het boek Landschapspijn. Ze zegt: Het moderne boerenland doet pijn; kleuren vervagen en geluiden sterven weg in het moderne land van zuivel, vlees en turbogras. Burgers maken zich grote zorgen over de teloorgang van bloemen, planten, vogels en insecten. Veehouders en akkerbouwers vechten voor hun bestaan. We kunnen immers niet langer machteloos toezien hoe onze lentes jaar na jaar stiller en stiller worden. En met die Stille Lente verwijst ze naar een beroemd boek van Rachel Carlson uit (schrik niet) 1962. Die legde verband tussen het verdwijnen van de vogels in haar landstreek met het intensieve gebruik van pesticiden. En dan met name DDT. Dag insecten, dag vogels, geen gezang meer in de lente!
"Het zal toch nooit de bedoeling van de schepper zijn geweest dat we er zo een zootje van maken?"
Moed putten uit het zondvloedverhaal
Als Noach met zijn gezin en met alle dieren veilig geland is, belooft de schepper dat hij dat niet meer zal doen: vernietigen. De Heer kreeg spijt van zijn zondvloed. En hij sluit een nieuw verbond. Een verbond met de mensen én met al wat leeft. Het staat er maar liefst zeven keer! Zeven, nou dan weet je het wel. Dat is heilig, heel heilig. Een heilig verbond. Niet alleen met ons, maar met alles wat leeft.
Dat verbond benadrukt dat alles wat leeft op zich zelf van waarde is en niet alleen voor zover het van nut is voor de mens. Intrinsieke waarde. Het is immers ook door God geschapen. God is er ook een verbond mee aangegaan. Ja, maar, zult u zeggen: God gaf toch al wat leeft, de wilde dieren, de vogels. de vissen, allemaal ‘in onze macht’? (Gen 9,2)
Maar het zal toch nooit de bedoeling van de schepper zijn geweest dat we er zo een zootje van maken? Genesis benadrukt niet alleen de eigen positie van de mens, maar ook zijn verwantschap met de dieren. Het is een sterke joodse traditie dat alles wat leeft de ‘nefesh’ deelt. De levensadem. Dieren en mensen delen hetzelfde leven. Ze zijn beide op dezelfde dag, de zesde, geschapen.
God drukt zich uit in zijn schepping. Niet alleen in de mens als zijn evenbeeld. Alles wat leeft en bestaat getuigt van de wil van de Eeuwige. Als God liefde is, dan is alles waarmee God zich uitdrukt ook liefde. Liefde die geeft en niets terugeist. Die het laat regenen over rechtvaardigen én onrechtvaardigen, over gelovigen en heidenen. (Mt 5:45)
De schepping is vol van God
Ik denk vaak aan de uitspraak van een geleerde medebroeder van me, uit de tijd van Franciscus, Bonaventura. Hij schreef en preekte dat de ervaring van de natuur een eerste stap is naar de kennis en het ervaren van God. Van hem is ook de uitspraak dat je iets pas echt gezien hebt, als je de liefde van God erin gezien hebt. De natuur als ingang en opgang naar God die liefde is. Je zou op die manier eens om je heen moeten kijken. Niet met de hebberige ogen van wat kan het voor mij betekenen, maar met een contemplatieve blik: hoe manifesteert de liefdevolle God zich in jou, in dat, in wat niet al.
Nog een stap verder: In de franciscaanse spiritualiteit leeft de overtuiging dat van het begin af aan God de schepping heeft bedoeld om er zelf deel van te kunnen worden. Dat God zelf schepsel in zijn schepping zou worden. Incarnatie. God wordt vlees en bloed, materie, schepsel. Die gedachte vind je ook bij Thomas Merton. Hij schreef: ‘De Heer wilde zijn schepping niet alleen als een Vader liefhebben, maar Hij wilde zijn schepping binnentreden, zich zelf ontledigen, zich verbergen, alsof Hij niet God maar een schepsel was.’
Dit besef kan ons moed geven als we het even niet meer zien zitten. Als een zondvloed van problemen ons geloof in de toekomst dreigt te overspoelen, duik dan de diepte in die ons verbindt met al wat leeft én met de God die in leven riep en plechtig beloofd heeft ons in leven te houden.