De tweede zondag van Pasen heeft van een van de vorige pausen, Johannes Paulus II in 2000 de titel meegekregen ‘zondag van de goddelijke Barmhartigheid’. In het evangelie van die zondag verschijnt de verrezen heer aan zijn leerlingen en biedt hen zijn vrede aan. Vrede en barmhartigheid zijn kernwaarden van het christelijk geloven. Of, zoals Franciscus het in zijn Wijsheidsspreuk 18,1 zegt: "Gelukkig de mens die zijn naaste in diens broosheid draagt, zoals hij door hem gedragen wil worden, als hij in een soortgelijke situatie verkeert."
De broze mens wordt gedragen, hem wordt vrede en barmhartigheid bewezen. Het is de paasgedachte in een notendop. Met Pasen wordt immers beleden dat de gekruisigde leeft!
Wat voor christenen misschien een vanzelfsprekende gedachte is, is dit niet vanaf het begin geweest. In het Bijbelboek Deuteronomium lezen we dat een gehangene, een gekruisigde, een door God vervloekte is (Dt 21,23). Maar blijkbaar liggen religieuze ideeën niet eens en voorgoed vast. Wat ooit een vervloekte was, wordt in het paasverhaal een rechtvaardige genoemd, iemand die zetelt aan de rechterhand van de Vader, een door God geaccepteerde.
In een chassidisch verhaal kwam ik deze omkering ook tegen. Een jongeman, een aanhanger van het chassidisme (een mystiek joodse stroming uit de 18e eeuw) raakte verliefd op een meisje uit het tegenovergestelde kamp. Hij wilde graag met haar trouwen, maar zijn schoonvader wilde hem alleen accepteren als echtgenoot van zijn dochter op voorwaarde dat hij het chassidisme zou afzweren. In zijn liefde voor het meisje belooft de jongeman dat. De bruiloft wordt gevierd en de jongeman gaat inwonen bij zijn schoonouders. Na een paar jaar kruipt het bloed toch waar het niet gaan kan. De jongeman wil zo graag zijn oude rabbi en zijn chassidische vrienden nog een keer ontmoeten. Op een dag verlaat hij het huis en bezoekt hen, maar als hij terugkeert en zijn schoonvader ervan hoort, is deze razend. ‘Hij heeft zijn belofte verbroken,’ briest zijn schoonvader. De schoonvader gaat naar de plaatselijke rabbijn voor raad en deze raadpleegt de boeken van Mozes en komt tot de conclusie dat een scheiding gerechtvaardigd is. Dezelfde dag nog wordt de scheiding uitgesproken en wordt de jongeman op straat gezet. En daar staat hij dan: zonder inkomsten, zonder vrouw, zonder een dak boven zijn hoofd, maar met een slechte gezondheid. Na een paar weken is hij overleden.
"Maar wat heb ik aan hun gelijk!"
Maar, vertelt de rabbijn van wie dit verhaal afkomstig is, stel dat de Messias nu zou komen… Dan zou de jongeman een proces aanspannen tegen zijn schoonvader en de plaatselijke rabbijn. De schoonvader zou zich verweren en zeggen: "Ik ben gehoorzaam geweest aan de plaatselijke rabbijn." De rabbijn zou zich verweren en zeggen: "Ik ben gehoorzaam geweest aan de wetten van Mozes." Dan zal de Messias zeggen: "De schoonvader heeft gelijk. De plaatselijke rabbijn heeft gelijk en de wetten van Mozes hebben meer dan gelijk." Vervolgens zal de Messias zich omkeren en op de jongeman afstappen. Hij zou hem omhelzen en zeggen: "Maar wat heb ik aan hun gelijk! Ik ben juist gekomen voor degenen die geen gelijk hebben!" Een heerlijk verhaal dat tegen elke logica ingaat, zoals ook het paasverhaal waarin gesteld wordt dat de gekruisigde leeft, de vervloekte mens de door God beminde is.