Komende zondag begint de advent. Daarmee begint het kerkelijke nieuwe jaar. Het woord advent is afgeleid van het Latijnse adventus, dat ‘komst, nadering’ betekent. In de christelijke traditie verwijst het woord naar de komst van Christus. Daarmee geeft het woord uiting aan hoop en verwachting. Blijkbaar is de wereld niet volmaakt, en hopen en verwachten wij dat het eens beter zal gaan. Het zal een tijd worden waarin zwaarden worden omgesmeed tot ploegijzers en speren tot sikkels, zoals de profeet Jesaja het zo mooi zegt in de eerste lezing van die dag (Jes. 2, 1-5). ‘De nacht loopt ten einde,’ schrijft Paulus, ‘de dag breekt aan’ (Rom. 13, 11-14). Maar het evangelie van deze zondag is minder hoopvol. Want, hoe zal het gaan als de Mensenzoon komt? Welnu, zegt Matteüs, net zoals in de dagen van Noach. Vóór de zondvloed deden de mensen alsof er niets aan de hand was. Het leven ging gewoon door zoals altijd. Het evangelie roept ons dan ook op om waakzaam te zijn (Mt. 24, 37-44).
Deze week is er een nieuwe omroep gelanceerd, Ongehoord Nederland. Die wil stem geven aan al die Nederlanders die niet gehoord worden. Deze omroep wil een ander geluid laten horen dan dat van het ‘linkse’ NPO. Want het is niet zo erg met de wereld gesteld als ‘links’ denkt. Het valt blijkbaar wel mee met de stikstofcrisis en de klimaatverandering. Het blijft een interessant fenomeen dat feiten en gebeurtenissen tot verschillende duidingen kunnen leiden. Wat dat betreft leven wij nog steeds als in de tijd van Noach, de tijd van vóór de zondvloed.
Maar het allerergste was de onmogelijkheid geweest zich te oriënteren.
Er is een chassidisch verhaal, waarin op een dag een Russische cipier een rabbi bezoekt. Deze is in de gevangenis beland, omdat hij door zijn tegenstanders is zwart gemaakt. De bewaker vraagt de rabbi: ‘Hoe moet worden opgevat, dat God, de alwetende, tegen Adam zegt: “Waar ben je?” Dat moet God toch al lang geweten hebben?’ De rabbi kijkt hem aan en vraagt: ‘Geloof je dat de Schrift eeuwig is en in iedere tijd iedere mens aanspreekt?’ ‘Ja,’ zei de bewaker, ‘dat geloof ik.’ ‘Welnu,’ zei de rabbi ‘in iedere tijd roept God elke mens toe: Waar ben je in de wereld? Je bent nu 47 jaar, waar sta je nu, wat heb je van je leven terecht gebracht, waar ben je?’ Toen de bewaker het getal van zijn levensjaren hoorde noemen, hield hij zich goed, legde de rabbi de hand op zijn schouder en zei: ‘Dat vind ik een mooie uitleg.’ Maar zijn hart beefde.
Voor de franciscaan en filosoof Theo Zweerman is deze vraag - waar sta ik in het leven? - de eerste vraag van de mens. Dit klinkt misschien vreemd als je bent grootgebracht met de behoefte-piramide van Maslow. Volgens deze Amerikaanse psycholoog heeft iedere mens fundamentele behoeften, die hiërarchisch zijn gerangschikt. Als eerste is er de behoeften aan eten, drinken, rust en seksualiteit. Behoeften die wij met de dieren delen. Daarna is er de behoefte aan veiligheid en zekerheid. Vervolgens de behoefte om ergens bij de horen. Dan de behoefte aan erkenning en waardering en ten slotte de behoefte aan zelfontplooiing en zelfverwerkelijking. De vraag waar ik sta, komt zo helemaal aan het einde van de piramide. Andere behoeften zijn fundamenteler volgens deze psycholoog.
Zweerman keert deze piramide om. Hij stelt dat de zinvraag de belangrijkste vraag is. Een grote mijnramp die jaren geleden heeft plaatsgevonden bij Lengede in Duitsland, dient daarbij voor hem als voorbeeld. Door een zware ondergrondse ontploffing werd een groep mijnwerkers lange tijd van de buitenwereld afgesloten. Hun situatie leek hopeloos. Toen ze eindelijk, wonder boven wonder toch gered waren, werd hen de vraag gesteld, wat tijdens die afschuwelijke weken het ergste was geweest. Was het de honger geweest en de dorst? Ja, die waren erg geweest, maar het allerergste was de onmogelijkheid geweest zich te oriënteren. Door de ontploffing was de ondergrondse situatie totaal onherkenbaar geworden. In het aardedonker hadden ze geen overzicht van hun ‘verblijf’ en geen besef meer van de tijd. Die onzekerheid was het onverdraaglijkst geweest. Maar zijn dit ook niet, zo vraagt Zweerman zich af, de eerste vragen die een mens zich stelt als hij ontwaakt uit een narcose: ‘Waar ben ik?’ en ‘Hoe laat is het?’ Loopt onze verdere bewustwording niet via vragen die hierbij aansluiten: ‘Waar ben ik aan toe?’, ‘Waar sta ik voor?’ Weten waar je bent, en waar je aan toe bent, is kennelijk een van de eerste zekerheden die een mens zoekt, aldus Zweerman. Blijkbaar hebben we hier te maken met de levensvraag van de mens, die ook vandaag de dag nog op een antwoord wacht.
de winter nadert
de winter nadert stormen steken op
de eerste takken worden losgerukt
bomen zwiepen, zee beukt op het basalt
in hun huis schuilen mensen bij de klok
hoe laat is het? verandert het klimaat?
verdraagt de aarde onze voetafdruk?
voortdurend zoemt de bij een boos refrein
de wereld gaat kapot aan gif en haat
en steeds is er de neiging te ontkennen
zoals in noachs tijd we eten drinken
wanen ons veilig achter de computer
de zintuigen verstopt en geen antenne
de radio draait muzak waar we gaan
alarm of kerkklok horen we niet slaan