impression image impression image

De verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn weer achter de rug. De gesprekken over de vorming van een nieuwe politieke coalitie zijn inmiddels begonnen. De verkenners zijn aan de slag. En binnenkort zal een nieuw kabinet op de bordestrap van het koninklijk paleis op de gevoelige plaat worden vastgelegd. En dan… Dan begint het eigenlijke werk.

De corona-pandemie bedwingen; het vertrouwen van de burger in de overheid vergroten; huizen bijbouwen; de zorg en het onderwijs beter op de kaart zetten en een degelijk klimaatbeleid ontwikkelen en uitvoeren.

En voor dat laatste is een echte omwenteling in het denken van de gemiddelde politicus nodig. Want de economie zal van zijn onaantastbare voetstuk gehaald moeten worden. Politiek Den Haag zal moeten accepteren dat er daadwerkelijk grenzen aan de groei zijn!

En als er één ding duidelijk is geworden in de afgelopen kabinetsperiode dan is dat wel het feit dat het totaal op de export gerichte Nederlandse landbouwbeleid toe is aan een grondige herziening. En de reden waarom is simpel: het is allemaal TEVEEL geworden! Er wordt teveel geld verdiend over de rug van onze natuur en ons welzijn.

impression image impression image

In ons land worden elk jaar 640.000.000 dieren opgefokt om geslacht te worden. Deze vleesproductie gaat ten koste van onnoemelijk veel bio-industrieel dierenleed, met een gigantisch TEKORT aan moraliteit en ethisch bewustzijn als bijproduct.

En als iets niet helpt om de honger uit de wereld te krijgen, is het juist die vleesproductie. Nederland is de grootste importeur van graan- en sojaproducten in Europa. De bulk van die import wordt verwerkt in veevoer, die de bio-industrie aan de gang houdt. En deze industrie kan toveren, echt waar. Ze neemt heel veel plantaardige eiwitten tot zich en laat het merendeel van die kostbare eiwitten verdwijnen. Omgetoverd weliswaar in biefstukken en riblappen. Onze op de export gerichte bio-industrie tekent dus trots voor voedselverspilling op ongekende schaal!

Andere bijproducten zijn: gesleep met dieren en grote risico’s voor de volksgezondheid door muterende dierziekten (de Q-koorts, Corona, gevaarlijke varianten van de Vogelgriep etc.). Overlast door stank. Teveel mest en dus hoge ammoniak- en stikstofemissies, die ons land totaal verzuren en dodelijk zijn voor de biodiversiteit in onze kwijnende natuurgebieden. Bovendien kost die vleesproductie veel grond. CBS-cijfers geven aan dat twee derde van het Nederlandse grondoppervlak uit landbouwgrond bestaat. En driekwart van die grond wordt gebruikt als grasland en voor de teelt van veevoer (snijmaïs).

"Nergens in Europa heeft de biologische landbouw het trouwens zo moeilijk als in Nederland."

impression image impression image

Daarnaast is er nog iets anders aan de hand. Van de pakweg 53.000 ‘boerenbedrijven’ die ons land telt – dat zijn er zo’n 43.500 minder dan in het jaar 2000! – zijn er nog zo’n 19.000 in handen van kleine boeren. Deze kleine gezinsbedrijven tekenen voor slechts 2,5 procent van de agrarische productie. Maar ze spelen, aldus CBS-landbouweconoom Cor Pierik: “wel een cruciale rol in de aankleding en het onderhoud van het landschap.”

En juist die kleine gezinsbedrijven dreigen de komende jaren te verdwijnen, bij gebrek aan opvolging en doordat de schaalvergroting in de landbouw alsmaar door gaat. Bij de grote bedrijven speelt het onderhoud van het landschap praktisch geen rol.

De ervaren overlast van de immer verlichte kassen van de glastuinbouw en het gebruik aan pesticiden, insecticiden en kunstmest in de niet-biologisch akkerbouw stip ik hier enkel even aan. Nergens in Europa heeft de biologische landbouw het trouwens zo moeilijk als in Nederland, met een nationaal marktaandeel van goed 3 procent.

impression image impression image

Kortom, we staan in Nederland voor een grote omslag in denken en doen op het terrein van voedselproductie en –consumptie. Want consumenten zullen hun rol ook op dienen te pakken door meer te gaan betalen voor (h)eerlijk voedsel. En door, waar mogelijk, minder dierlijke en meer plantaardige eiwitten tot ons te nemen. Veel mensen voelen zich daar trouwens nog gezonder bij ook.

Maar bovenal zullen politici andere besluiten moeten durven nemen op dit terrein. Daarvoor zullen ze de krachtige lobby van de agro-industrie moeten weerstaan en niet moeten beven voor boeren op tractoren. Al is dat menselijk, natuurlijk!

Zoals onze boeren echte mensen zijn, die ook goed behandeld willen worden. Die vooral willen weten waar ze naar toe kunnen werken. Die zekerheid willen over het beleid voor de lange termijn. Die een gezonde bedrijfsvoering nastreven gebouwd op een haalbare visie. Zoals de voorman van Agractie, schapenboer Bart Kemp, die regelmatig overhoop ligt met het ministerie van Landbouw, laatst zei: “Zonder een langetermijnvisie blijven de boeren een speelbal voor allemaal partijen met geld die datacenters, zonneparken of nieuwe industrie willen neerzetten.’’ Kemp meent dat een nieuwe minister een duidelijk plan moet hebben voor de komende tien jaar. “Bedenk hoe de landbouw er dan uit moet zien en zorg dat jonge boeren ook dan nog een toekomst hebben.’’

De vraag moet zijn: Wat is duurzaam voor de boer van de toekomst? én: Wat is duurzaam voor de mensen, de dieren, de grond en het water in het Nederland van morgen?