In 1969 verscheen een nieuwe vertaling van het Bijbelboek Prediker: De mens heet mens, geschreven door de exegeet Pius Drijvers en de dichter Pé Hawinkels. Hawinkels opent met de woorden ‘het leven is lucht, vluchtig als een ademtocht, alles vervliegt zoals adem verdwijnt, opgaat in de lucht.’ Op deze wijze vertaalde hij het klassieke ‘IJdelheid der ijdelheden. Alles is ijdelheid.’ In hun commentaar schrijven ze: ‘In het Hebreeuws wordt hier het woordje hèbel gebruikt, dat in oorsprong adem, windzuchtje, damp, stoom of lucht betekent, vandaar: iets dat vervliegt, iets dat geen stand houdt…. Het woord hèbel staat bij Prediker vaak parallel aan het woord ruach = wind: Het leven is lucht en wat men najaagt is wind,’ zo zegt hij in bijvoorbeeld Prediker 2,11 en 4,4. Heel het vergankelijke van ons bestaan wordt hierin tot uiting gebracht. Wanneer iemand zegt dat een ander mens ‘lucht voor hem’ is, dan bedoelt hij, dat deze mens niets voor hem betekent.
Laatst hoorde ik een franciscaan zeggen, dat God voor hem lucht was. Hij bedoelde dit echter positief, want, zo voegde hij eraan toe, ‘zonder lucht kan ik niet leven.’
Zelf zou ik God niet zo snel lucht noemen. Ik vind dat te tam, te statisch, te onpersoonlijk. Dierbaarder is voor mij het woord ‘wind’. Natuurlijk, lucht en wind zijn natuurkundig gezien hetzelfde, maar niet in de beleving. Wind is dynamischer. Het kan een zacht briesje zijn of een loeiende storm. Je kunt hem voor of tegen hebben. Je ziet hem niet, hooguit de gevolgen van zijn waaien, maar je voelt hem wel. Het is dan ook mooi, dat wind als Gods Geest deel uitmaakt van de triniteit. In het Zonnelied is wind het eerste aardse element dat Franciscus bezingt. Ook hij weet, dat over God niet alleen in positieve termen te spreken is, zoals Hij is ‘al het goede…, genadig, mild, lieflijk en zoet… rechtvaardig, waarachtig, heilig en oprecht,’ maar dat Hij ook, ‘onzichtbaar en onzegbaar, onuitsprekelijk, onbegrijpelijk en onnaspeurbaar’ is (1 RegMB 23,9-11). Termen die verwijzen naar een ‘negatieve’ benadering in de theologie, omdat onze woorden tekortschieten om het geheim van het leven te omschrijven. Het geheim heeft wel wat van de wind, die zich ook niet laat grijpen. In het Friese landschap waar ik in wandel, word ik er steeds door omgeven. Het geheim dat het leven draagt, wordt dan als nabij ervaren. Het is zoals eens de psalmist bad: ‘Smaakt en ziet, dat de Heer goed is’ (Psalm 34,9). Volgens dit vers openbaart zich het goddelijk geheim niet in het denken, maar in het proeven, het voelen. Teresa van Avila zei al tegen haar medezusters: ‘Weet wel, dat, als jullie in de keuken moeten werken, God tussen potten en pannen te vinden is en jullie daar zowel innerlijk als uiterlijk helpt’ (Kloosterstichtingen 5,8).
smaakt en ziet dat god goed is (Psalm 34,9)
een tafel kun je tekenen
een stoel
maar vrede niet
liefde niet
hoop en vrijheid niet
ze zijn als wind
het voelt soms als een strelend briesje
is zichtbaar in wat volgde
zoals een omgewaaide boom
ze spelen zich af
in een tussen
tussen mensen bijvoorbeeld
want liefde is geen vrouw
gekleed in hemelsblauw
op een roze wolk
daar woont ook geen god
oud en bebaard
maar soep, liefdevol gemaakt
kan goddelijk smaken



