impression image impression image

Het is half december 2022. Het vriest. De nachthemel is helder en de afnemende maan trekt me het heelal in. Ik vermoed iets van kosmos. En daarin vliegen wij. Op onze kleine planeet. Bijzondere planeet. De blauwe knikker in een zwart heelal. Het is dit jaar vijftig jaar geleden dat de bemanning van de Apollo de foto maakte die binnen de kortste keren iconisch werd: de aarde gezien vanuit het ruimteschip. Daar gaan we, opgloeiend in een kring van blauw. ‘Aarde. Deze. Enig denkbare. Rood en blauw in de ruimte. Met zon, maan en sterren, seizoenen, rivieren, rivieren die stromen naar zee.’ zong Huub Oosterhuis in het oratorium “Lied van de Aarde”. Bergketens, wijde vlakten en vooral oceanen, veel oceanen. En nergens grenzen tenzij die van het land dat opduikt uit het water. Ons gemeenschappelijk huis, gevormd in de miljarden jaren waarin deze planeet zich vormde, leven voorbracht, mensen voortbracht. Wauw!

impression image impression image

En die mensen, wij dus, gingen aan de slag. En in die driehonderdduizend jaar dat we de aarde bewonen zetten we haar geleidelijk naar onze hand. Kijk maar eens naar een nachtopname van West Europa. Wanneer ik ’s avonds een rondje rond de vijver van Emiclaer loop, zie ik de maan en een paar heldere sterren. De nachthemel wordt voor het merendeel afgeschermd door een gordijn van strooilicht vanuit de stad. Hoe anders was dat toen ik ’s nachts in de Pyreneeën uit mijn tentje kroop en achteruit deinsde van de baaierd van licht die zich boven mij ontvouwde. Wauw.

impression image impression image

Deze levende ervaring van die stralende kosmos boven mijn hoofd en om me heen, heeft me nog meer geraakt dan de foto van de Aarde. Je kunt – denk ik – alleen een vergelijkbare ervaring van de aarde krijgen als je zelf ook in een ruimtecapsule kruipt en dan – opeens – door het raampje de aarde ziet opkomen in al haar glorieuze pracht (daar zijn mooie filmpjes van op Youtube. Zoek op Apollo en Earthrise.)

Zo’n ruimtereis is niet voor veel mensen weggelegd. Maar allemaal kunnen we het kosmische besef ervaren als we op een stille, donkere plek omhoog kijken naar de hemel. En wie wordt dan niet geraakt door het stille, het oneindige, het onvoorstelbare. Het ‘niet wij’, het andere, het onpeilbare. Ingang tot besef van het mysterie van ons bestaan. Veel te vaak zijn we opgesloten in onze beslommeringen en missen we de kans op bewondering, verwondering. Onder de sterrenhemel kan het besef indalen van een grote eerbied. We zijn opgenomen in een machtig onpeilbaar geheel: de voortsuizende schepping.

impression image impression image

In Franciscus’ Lied van de Schepselen zingen de maan en de sterren de lof van de Allerhoogste. ‘In de hemel hebt u ze gevormd, helder, kostbaar en kuis.’ In de hemel. Egoloos. (Is dat hier niet de betekenis van kuis?). Lichtgévend en het licht wéérgevend van de zon, dat prachtige symbool van de Allerhoogste. Voor de Kleine Heilige is het duister van de kosmos vol van luister van de Allerhoogste. Treffend is het beeld dat in Assisi bij de Carceri ligt, waar Franciscus op zijn rug ligt te genieten en zich ligt te laven aan de sterrenhemel. Hij stelt zich bloot aan wat hem omgeeft en draagt en wordt daar zelf dan een lichtende, een heilige van. 

Met de ‘lichtvervuiling’ alom wordt ons de toegang tot een dergelijke ervaring bemoeilijkt. Maar we weten ervan! En dat weten kan ons helpen om ons ook middels dat vage aftreksel toch te verbinden met de grootsheid van het bestaan. Zo zijn aarde én hemel ieder voor zich en samen de uitdrukking van onze oneindige verbondenheid in tijd en ruimte.