impression image impression image

Hij droeg een wit spijkerjasje met rode rozen erop. Mijn zoon. Op een dag kwam hij thuis in een zwart bomberjack. Mijn schoonzus had zijn jas uitgedaan en hem deze zwarte gegeven. De boodschap was duidelijk. Zo hoorde het, vond ze.

Toen ik zwanger was, dacht ik veel na over het gendervraagstuk. Nu is het een hot topic. Het had toen nog geen naam. Er was nog jongensspeelgoed en meisjesspeelgoed. Jongenskleding en meisjeskleding. Jongenskleuren en meisjeskleuren.

En ik vond daar wat van. Ik voelde daar iets bij. Wie had verzonnen dat er een scheiding moest zijn tussen jongens en meisjes?

Wie bepaalt wat ik moet doen met mijn toekomstige kindje?
Hoe weet iemand hoe een kindje dat nog geboren moet worden er moet uitzien. En welke kleur het kamertje zal moeten hebben?
Het leek mij een inbreuk op een intieme situatie. Als het kind maar gezond was en adem zou halen, zo vond ik.
Waarom is men zo gefixeerd op het geslacht van het kind?
Sindsdien is niet veel veranderd. Er wordt nog steeds gegokt op welke geslacht het kind zal hebben. Gevierd wanneer het de juiste gok was. Gemurmeld wanneer verkeerd gegokt was.
De verwachting die speelt bij ouders en ook de omgeving: is het een meisje, dan: ‘o wat gezellig’, ‘of daar ga je nog wat mee te verduren hebben’. Een jongen zal net als de vader dezelfde hobby's gaan hebben. Meteen ligt er een verwachtingspatroon klaar inclusief de gedachte dat men weet hoe het leven gaat lopen.

Dat witte jasje met de rozen erop, dat was zo’n veertig jaar geleden.
Was ik toen de enige die me stoorde aan de opgelegde normen?
Was ik het alleen die tegen de persoon van de schoenwinkel zei dat ik het zo somber vond mijn zoon in blauw of bruin te laten lopen?

impression image impression image

In mijn huis was geen roze of blauw. Groen, geel en rood hebben de boventoon. Van rode T-shirts van mezelf maakte ik kleine rode T-shirts. Van legerhemden maakte ik kleine hemden. Schoenen waren zeldzaam in kleur te vinden. Wanneer er toevallig iets gevonden werd, kocht ik op de groei een extra paar. 
Fleur en kleur. Voor allemaal. Zijn de boterbloemen en de klaprozen niet het voorbeeld van vitaal leven in volheid!?
Mijn kinderen zijn opgegroeid tot volwassenen. Leven hun leven en dragen wat ze willen.
Aan hen is deze struggle voorbij gegaan. Het was mijn eigen zoektocht naar gelijkheid voor allemaal.
Waarom vond ik dit nou zo belangrijk? Pas de laatste jaren is het me duidelijk geworden. Het kwam diep uit mijn ziel. Mogen worden wie je bent. Je kunnen ontwikkelen naar je eigen aard. Niet per se hoeven voldoen aan de norm. Kijken wat er van komt.
Dat zie je pas wanneer iemand opgroeit.