Er zijn verhalen die je als sieraad bij je draagt. Het zijn de mooiste, bijzonderste verhalen waarvan iedereen mag weten. Maar er zijn ook verhalen die je minder makkelijk vertelt. Dit zijn herkenbare verhalen over spijt, angst, jaloezie en twijfel en falen. Door ze te horen en te vertellen, steunen en bemoedigen we elkaar. De bijbehorende werkvorm vind je hier.
Hieronder lees je het verhaal over Franciscus die voor de vogels preekt. Je kunt het verhaal, herverteld door Gerard Pieter Freeman, hier downloaden.
De mensen moeten iets aan je hebben
Franciscus was al een tijdje bekeerd en had ook al veel gezellen, toen de twijfel bij hem toesloeg. Wat moest hij doen? Hij vond het steeds aantrekkelijker worden om alleen met God, als kluizenaar te leven. Of moest hij doorgaan met preken? Wat wilde God eigenlijk van hem? Franciscus ging dat niet zelf uitzoeken. Het gevaar was veel te groot dat hij zijn hobby’s voor Gods wil aanzag. Daarom ging Masseüs het doen. Hij verzocht Clara en haar zusters God te vragen wat Hij met Franciscus voorhad.
Terwijl de zusters begonnen te bidden, liep Masseüs de berg op naar de Carceri waar Silvester als kluizenaar leefde. Silvester bad en kreeg antwoord van God: “Zeg hem dat hij niet voor zichzelf alleen moet leven, maar ook anderen van dienst moet zijn.” Masseüs bedankte Silvester en liep terug naar San Damiano. Clara en haar zusters waren er inmiddels uit: “Franciscus moet niet voor zichzelf alleen leven. De mensen moeten iets aan hem hebben.”
In Portiucula waste Franciscus Masseüs’ voeten en gaf hem te eten. Daarna liepen ze het bos in. Franciscus deed zijn kap af, knielde en vroeg aan Masseüs wat Jezus van hem wilde. “Trek door de wereld om te preken. Je moet niet voor jezelf alleen leven, maar het heil anderen dienen”, zei Masseüs. “Dan gaan we meteen op pad”, antwoordde Franciscus.
De broeders liepen goedgemutst van Santa Maria naar Cannara waar Franciscus zo indringend preekte dat alle mensen met hem mee wilden gaan. “Niet doen! Niet doen!”, zei Franciscus. “Je kunt beter hier thuis anderen van dienst zijn. Ik schrijf het wel voor jullie op.”
Masseüs en Franciscus trokken verder en zongen luidkeels Gods lof. Opeens viel Franciscus stil. Hij zag even verderop in de berm veel vogels van allerlei soort vreedzaam bijeen: duiven en kraaien, leeuweriken en zwaluwen, mezen, merels en mussen. Daar liep hij op af. Toen hij dichtbij kwam, vlogen de vogels niet weg zoals ze altijd doen. Wat gek, dacht Franciscus, maar toen: ook vogels kan ik van dienst zijn. Hij zag de vogels verwachtingsvol naar hem kijken. “Jullie zaaien niet en maaien niet”, zei hij, “jullie leggen geen voorraden aan, want het is de hemelse Vader zelf die jullie voedt. Jullie dragen geen kleren, maar jullie veren zijn mooier dan Salomo’s mantel. Jullie hebben geen
dirigent, maar zingen mooier dan David zijn psalmen. Prijs de Heer, want hij is goed.”
De vogels rekten hun halzen, strekten hun vleugels uit en bleven naar Franciscus kijken. Na zijn preek stuurde hij de vogels met een kruisteken naar de vier windrichtingen om overal de mensen eraan te herinneren dat ze niet voor zichzelf alleen moesten leven. De anderen moeten iets aan je hebben.