Loslaten en vertrouwen
Soms hebben we een worsteling nodig om te worden waarvoor we uiteindelijk zijn bestemd. Bij dat thema delen we twee verhalen. Het verhaal hieronder over Franciscus en Masseüs is herverteld door Peter Vermaat en is hier te downloaden.
Het tweede verhaal hoort bij een werkvorm: het maken van een natuurmandala. Dit verhaal en de werkvorm vind je hier.
Het kruispunt
Het gebeurde in Poggibonsi, zo’n vijfendertig kilometer onder Florence. Franciscus en Masseüs naderden daar een driesprong en wisten niet hoe verder te gaan.
Nu wilde het geval dat bij het kruispunt een groepje kinderen stond te stoeien. In de verveling draaiden ze zich rond
en lieten ze zich vallen op de grond. ‘Hoe nu verder, Franciscus?’, vroeg Masseüs en Franciscus zag de kinderen dollen en zei: ‘Draai maar in het rond tot ik stop zeg.’ En Masseüs keek Franciscus aan en dacht: ‘Ik ben toch geen kind,’ maar hij begon toch aarzelend te draaien. Al gauw ging hij sneller en sneller om zijn as, viel, stond op, draaide opnieuw, viel weer, stond op, en dacht: ‘Waarom zegt Franciscus niks?’ En plotseling zei Franciscus met zijn ogen dicht: ‘Stop. Naar welke kant is je gezicht nu gericht?’ ‘Naar Siena,’ zei Masseüs. ‘Dan gaan we daar naar toe,’ zei Franciscus.
Zo gingen ze samen verder. Maar onderweg dacht Masseüs steeds: ‘Waarom heeft Franciscus mij als een idioot
op dat kruispunt laten ronddraaien? Ik schaamde me dood.’ Na verloop van tijd kwamen ze in Siena aan. Daar werden ze onmiddellijk bij de stadspoort herkend. Een burger riep: ‘Kijk, daar loopt Franciscus.’ Meteen kwamen er anderen aangesneld en nog voordat Franciscus of Masseüs een woord hadden kunnen zeggen, werden ze op de schouders gehesen en ging de stoet, als betrof het een triomftocht, op weg naar het paleis van de bisschop. Toen ze echter het plein voor het paleis naderden, zag Franciscus vanuit de hoogte hoe verschillende mannen met elkaar aan het vechten waren. De messen waren getrokken, de een probeerde de ander dodelijk te verwonden, en de eerste doden lagen al op het plein. Toen Franciscus dat zag, riep hij: ‘Stop. Naar welke kant is jullie gezicht nu gericht?’
Toen ze echter het plein voor het paleis naderden, zag Franciscus vanuit de hoogte hoe verschillende mannen met elkaar aan het vechten waren. De messen waren getrokken, de een probeerde de ander dodelijk te verwonden, en de eerste doden lagen al op het plein. Toen Franciscus dat zag, riep hij: ‘Stop. Naar welke kant is jullie gezicht nu gericht?’
De stoet die Franciscus en Masseüs op de schouders droeg, bleef stilstaan. De mannen lieten hun messen zakken.
Iedereen keek vol verbazing naar Franciscus. Toen zei een van die messentrekkers: ‘We kijken nu naar jou.’ ‘Maar waarom belaag je dan elkaar? Want de twee doden die hier liggen, zullen hun vrouw en kinderen nooit meer kunnen zien. Het genot van de wijn wordt hun niet meer gegeven. De zon zal voor hen nooit meer opgaan. Waarom laat je je zo meeslepen, terwijl wie echt zijn vijand liefheeft, alleen meer vrienden kan maken?’
De mannen keken hem sprakeloos aan en Franciscus zei: ‘Iemand doden is nogal makkelijk, het is veel moeilijker iemand tot leven te brengen. Een geweldig mens is niet diegene die de boel verziekt, maar die vrede weet te stichten.’
Toen liet een van die mannen zijn mes op de grond vallen en liep met lege handen op een andere messentrekker af.
Hij stak zijn hand uit als teken van verzoening. Van schrik liet deze daarop ook zijn mes vallen en gaf de ander een hand. Toen de bisschop vanuit zijn paleis zag hoe Franciscus hier de vrede had gebracht, nodigde hij hem en broeder Masseüs naar binnen. Daar brachten zij de nacht door.
De volgende dag gingen Franciscus en Masseüs weer vroeg op pad. En Masseüs dacht: ‘Het was geen toeval.
Ons werd een weg gewezen. Daarom moest ik zo vreemd ronddraaien. Want als wij niet in Siena waren geweest,
hoeveel doden zouden er dan wel niet zijn gevallen?’